Historical welfare economics in the nineteenth century: Mutual aid and private insurance for burial, sickness, old age, widowhood, and unemployment in the Netherlands

Charity and Mutual Aid in Europe and North America Since 1800

Volumn , Issue , 2012, Pages 89-130

  van Leeuwen, Marco H D ^a  

^a UTRECHT UNIVERSITY   (Netherlands)

Author keywords

[No Author keywords available]

Indexed keywords

EID: 84925815079     PISSN: None     EISSN: None     Source Type: Book    
DOI: 10.4324/9780203932407     Document Type: Chapter

References (98)

1. J. van Gerwen and J. Lucassen, “Mutual societies in the Netherlands from the sixteenth century to the present,” in M. van der Linden, ed., Social security mutualism: The comparative history of mutual benefit societies(Berne: Peter Lang, 1996), pp. 431–79.
2. J. van Genabeek, Met vereende kracht risico’s verzacht. De plaats van onderlinge hulp binnen de negentiende eeuwse particuliere regelingen van sociale zekerheid(Amsterdam: Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, 1999).
3. M. H. D. van Leeuwen, De eenheidsstaat. Onderlinges, armenzorg en commerciale verzekeraars 1800–1890 (vol. 2 of Zoeken naar zekerheid. Risico’s, preventie, verzekeringen en andere zeker-heidsregelingen in Nederland 1500–2000[Amsterdam: NEHA/Verbond van verzekeraars, 2000]).
4. van der Linden, Social security mutualism, covering Europe, the Americas, and Asia over the past two centuries;
5. A. de Swaan, In care of the state: Health care, education and welfare in Europe and the USA in the modern era(New York: OUP, 1988);
6. A. de Swaan and M. van der Linden, eds., Mutualist microfinance:Informal savings funds from the global periphery to the core?(Amsterdam: Aksant, 2006);
7. S. B. Bacharach, P. A. Bamberger, and W. J. Sonnenstuhl, Mutual aid and urban renewal: Cycles of logics of action(Ithaca and London: Cornell University Press, 2001);
8. D. T. Beito, From mutual aid to the welfare state: Fraternal societies and social services, 1890–1967(Chapel Hill and London: The University of North Carolina Press, 2000);
9. G. Emery and J. C. Herbert Emery, A young man’s benefit: The Independent Order of Odd Fellows and sickness insurance in the United States and Canada, 1860–1929(Montreal: McGill-Queen’s University Press, 1999);
10. D. G. Green and L. G. Cromwell, Mutual aid or welfare state: Australia’s Friendly Societies(Boston: Allen and Unwin, 1984);
11. M. D. Sibalis, “The mutual aid societies of Paris, 1789–1848,” French History, 3 (1989), 1–30.
12. H. Emery, “Fraternal sickness insurance,” EH-net encyclopedia, March 2006;
13. M. Hechter, Principles of group solidarity(Berkeley: University of California Press, 1987), ch. 6;
14. M. van der Linden, “Introduction,” in van der Linden, Social security mutualism;
15. idem, “Varieties of mutualism,” in de Swaan and van der Linden, Mutualist microfinance, ch. 7;
16. L. Siddeley, “The rise and fall of fraternal insurance organizations,” Humane Studies Review, 7 (1992);
17. M. H. D. van Leeuwen, “Trade unions and the provision of welfare in the Netherlands 1910–1960,” Economic History Review, 50 (1997), 764–791.
18. S. Bos, “Uyt liefde tot malcander.” Onder-linge hulpfondsen binnen de Noord-Nederlandse gilden in international perspectief(Amsterdam: Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, 1998);
19. idem, “Beroepsgebonden onderlinges 1500–1800: Gilden- en knechts-fondsen,” in J. van Gerwen and M. H. D. van Leeuwen, eds., Studies over zekerheidsarrangementen. Risico’s, risicobestrijding en verzekeringen in Ned-erland vanaf de Middeleeuwen(Amsterdam: Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, 1998), pp. 91–140;
20. S. Bos and I. Stamhuis, “Begrafenis-en weduwenfondsen en prebende sociëteiten,” Studies over zekerheidsarrangementen. Risico’s, risicobestrijding en verzekeringen in Ned-erland vanaf de Middeleeuwen(Amsterdam: Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, 1998), pp. 175–182;
21. M. H. D. van Leeuwen, De rijke Republiek. Gilden, Assuradeurs en armenzorg 1500–1800(vol. 1 of Zoeken naar zekerheid. Risico’s, preventie, verzekeringen en andere zekerheidsregelingen in Nederland 1500–2000 [Amsterdam: NEHA/Verbond van verzekeraars, 2000]).
22. van Leeuwen, “Trade unions,” pp. 764–91.
23. K. J. Arrow, Essays in the theory of risk-bearing(Amsterdam and London: North-Holland Publishing Company, 1970).
24. C. A. Heimer, Reactive risk and rational action: Managing moral hazard in insurance contracts(Berkeley: University of California Press, 1985);
25. G. A. Akerlof, “The market for ‘lemons’: Qualitative uncertainty and the market mechanisms,” Quarterly Journal of Economics, 84 (1970), 488–500.
26. Siddeley, “The rise and fall”;
27. van Leeuwen, “Trade unions”;
28. H. R. Southall, “Neither state nor market: Early welfare benefits in Britain,” in B. Palier, ed., Comparing social welfare systems in Europe: Vol. 1. The Oxford conference(Paris: MIRE, 1995), pp. 59–92.
29. P. Johnson, “Risk, redistribution and social welfare from the poor law to Beveridge,” in M. Daunton, ed., Charity, self-interest and welfare in the English past(London: UCL Press, 1996), pp. 225–248;
30. M. H. D. van Leeuwen, “Histories of risk and welfare in Europe during the 18th and 19th centuries,” in O. P. Grell, A. Cunningham, and R. Jütte, eds., Health care and poor relief in 18th and 19th century Northern Europe(Aldershot, UK: Ashgate, 2002), pp. 32–66.
31. Hechter, Principles of group solidarity, ch. 6
32. M. Hechter and S. Kanazawa, “Group solidarity and social order in Japan,” Journal of Theoretical Politics, 5 (1993), 455–93, especially pp. 460–61.
33. van Leeuwen, De eenheidsstaat, 404 (note 53) and 409–10 (note 114).
34. Van Genabeek, Met vereende kracht, pp. 221–36;
35. H. Smissaert, Voorzieningen bij ziekte van werklieden in 96 ondernemingen(The Hague: Mouton, 1902), p. x.
36. J. H. de Wildt, “Wachtgeldregelingen in het particuliere bedrijfsleven in de eerste helft van de twintigste eeuw,” Sociaal Maandblad, 41 (1986), 452–68.
37. Van Leeuwen, De eenhe-idsstaat, pp. 410–11 note 116.
38. J. van Genabeek, “Collectieve pensioenregelin-gen 1800–2000,” in van Gerwen and van Leeuwen, Studies over zekerheidsar-rangementen, pp. 883–905.
39. van Leeuwen, De eenheidsstaat, pp. 81.
40. W. L. P. A. Molengraaff, De begrafenisfondsen in Nederland: Rapport uitge-bracht door de commissie van onderzoek van de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen(n.p., 1891), p. 133.
41. van Leeuwen, De eenheidsstaat, p. 89
42. van Genabeek, Met vereende kracht.
43. B. P. A. Gales, “l’assurance de la vie populaire aux Pays Bas,” Risques, 31 (1997), 57–71
44. Van Genabeek, Met vereende kracht, pp. 205–07.
45. L. J. M. van Gerwen, “De levensverzekeringsbranche in de negentiende eeuw,” in van Gerwen and van Leeuwen, Studies over zekerheidsarrange-menten, pp. 371–402, especially pp. 378–81.
46. Molengraaff, De begrafenisfondsen in Nederland, p. 90.
47. Molengraaff, De begrafenisfondsen in Nederland, p. 90.
48. van Gerwen, “De levensverzekeringsbranche,” p. 385.
49. B. P. A. Gales, Tot de dood ons scheidt(Groningen: Instituut voor Economisch Onderzoek, 1992), p. 11.
50. Molengraaff, De begrafenisfondsen in Nederland, pp. 51–2, see also p. 165.
51. J. van Genabeek, “Onderlinges 1800–1890,” in van Gerwen and van Leeuwen, pp. 317–18, especially p. 341.
52. Gales, Tot de dood ons scheidt, pp. 2–3 and 15.
53. Molengraaff, De begrafenisfondsen in Nederland, pp. 104 and 105.
54. J. B. J. Bollerman and J. N. J. Broenink, Het begrafenisfonds “Let op Uw Einde” 1847–1893(Leiden: Nijhoff, 1983).
55. K. Horstman, Public bodies, private lives: The historical construction of life insurance, health risks, and citizenship in the Netherlands 1880–1920(Rotterdam: Erasmus Publishing, 2001), ch. 2.
56. van Gerwen, “De lev-ensverzekeringsbranche,” p. 384;
57. Gales, Tot de dood ons scheidt, pp. 22–25.
58. Van Leeuwen, De eenheidsstaat, pp. 97–99.
59. B. P. A. Gales, “Ontstaan en ontwikkeling van het levensverzekeringsbedrijf tot 1914,” in B. P. A. Gales and J. L. J. M. van Gerwen, Sporen van leven en schade: Een geschiedenis en bronnenoverzicht van het Nederlandse verzeker-ingswezen(Amsterdam: NEHA, 1998), pp. 9–38;
60. van Leeuwen, De eenheidsstaat, pp. 104–05.
61. Van Genabeek, Met vereende kracht, 204.
62. van Leeuwen, De eenheidsstaat, p. 413 (notes 58 and 59).
63. Van Genabeek, Met vereende kracht, pp. 139–40.
64. Van Leeuwen, “Trade Unions”;
65. Van Genabeek, Met vereende kracht, pp. 135 and 157.
66. van Leeuwen, De eenheidsstaat, pp. 188–219
67. W. Stoeder et al., De ziekenfondsen in Nederland: Rapport uitgebracht door eene commissie van onderzoek van de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen(Amsterdam: Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen, 1895), p.103.
68. C. F. Schreve et al., Rapport van de Nederlandsche Maatschappij [tot bevordering der Geneeskunst] omtrent den toestand der ziekenfondsen in Nederland. Deel 2. Algemene beschouwingen(Amsterdam: Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, 1908), p. 84 passim.
69. Stoeder, De ziekenfondsen in Nederland, p. 28.
70. Van Genabeek, Met vereende kracht, pp. 101 and 177.
71. Van Genabeek, Met vereende kracht, pp. 139, 157, and 177.
72. van den Arbeid, Onderzoek naar de in Nederland bestaande fondsen tot ondersteuning van arbeiders bij ziekte(The Hague: Trio, 1912).
73. Stoeder, De ziekenfondsen in Nederland, p. 33.
74. K. P. Companje, Over artsen en verzek-eraars: Een historische studie naar de factoren die de relatie ziekenfondsen-artsen vanaf 1827 op landelijk en regionaal niveau hebben beïnvloed(Utrecht, 1997);
75. Henk van der Velden, Financiëletoegankelijkheidtot de gezondhe-idszorg in Nederland, 1850–1941(Amsterdam: Stichting Beheer IISG, 1993);
76. B. Widdershoven, Het dilemma van solidariteit: De Nederlandse onderlinge ziekenfondsen, 1890–1941(Amsterdam: Aksant, 2005).
77. Van Genabeek, Met vereende kracht, pp. 185–90;
78. Stoeder, De ziekenfondsen in Nederland, p. 14.
79. Schreve, Rapport, p. 27.
80. Stoeder, De ziekenfondsen in Nederland, p. 25.
81. Schreve, Rapport, p. 37.
82. Stoeder, De ziekenfondsen in Nederland, pp. 15–17.
83. Schreve, Rapport, p. 36.
84. Stoeder, De ziekenfondsen in Nederland, p. 26.
85. Van Leeuwen, “Trade unions.”
86. M. H. D. van Leeuwen, “Armenzorg 1800–1912: Erfenis van de Repub-liek,” pp. 276–316, in J. van Gerwen and M. H. D. van Leeuwen, eds., Studies over zekerheidsarrangementen: Risico’s, risicobestrijding en verzekering in Nederland vanaf de Middeleeuwen(Amsterdam: NEHA).
87. B. P. A. Gales, Het Burgerlijk Armbestuur: Twee eeuwen zorg voor armen, zieken en ouderen te Maastricht 1796–1996(Maastricht: Stichting Historische Reeks Maastricht, 1997), p. 272.
88. Van der Velden, Financiëletoegankelijkheid, pp. 33, 35, and 55.
89. P. Kropotkin, Mutual aid: A factor of evolution, edited with an introduction by P. Avrich (New York: New York University Press, 1972), quotations on pp. 194, 237, and 251.
90. van der Linden, “Introduction,” pp. 11–40, especially pp. 34–38
91. de Swaan, In care of the state.
92. van Leeuwen, “Trade unions,” pp. 764–91, especially pp. 784–85.
93. Beito, From mutual aid to the welfare state;
94. W. Beveridge, Voluntary action: A report on methods of social advance(London: George Allen & Unwin, 1948);
95. Green and Cromwell, Mutual aid or welfare state;
96. B. B. Gilbert, “The decay of nineteenth-century provident institutions and the coming of old age pensions in Great Britain,” Economic History Review, 17 (1965), 551–63;
97. B. B. Gilbert, The evolution of national health insurance in Great Britain: The origins of the welfare state(London: Michael Joseph, 1966);
98. D. Green, Working class patients and the medical establishment(New York: St Martin’s Press, 1985).